Historie van de kerk

Geschiedenis

Toen in 1659 een deel van de Dollard werd ingepolderd, ontstond Scheemderhamrik, dat nu Nieuw-Scheemda heet. De hervormde gemeente begon direct met het bouwen van een nieuwe kerk; het werd een traditionele, recht gesloten zaalkerk met spitsboogramen in de lange wanden. De stichtingssteen uit 1660 boven de ingang bleef bewaard. Door de in 1908 vervangen voorgevel, is het moeilijk voor te stellen dat de kerk uit het einde van de 17e eeuw stamt. De zeszijdige dakruiter op het zadeldak, ademt echter wel de sfeer van de 17e eeuw; hij bestaat uit een onderbouw, een open geleding en een elegant spitsje.

De verschillende vormen van de vensters wijzen misschien op het ontstaan van het gebouw in twee fasen; de twee ramen in de westgevel hebben ronde bogen en zijn uitgevoerd in twee kleuren baksteen, de oostelijke vensters en die in de koorwand hebben afgeronde spitsen. Langs de dakrand loopt een segmentboogfries dat geaccentueerd wordt door meerdere kleuren geglazuurde baksteen; deze accenten worden herhaald in de ramen en de ingang. De dakkapel en topgevel met pinakels bevat de grote, vierkante wijzerplaat van de klok.

Het interieur is eenvoudig, maar harmonisch. De gehele inrichting stamt uit de bouwtijd. Het plafond is een eenvoudig balkenplafond met een blauwgroene kleur. Deze kleur is, tegelijkertijd met de houtimitatielaag van de banken, weer in originele staat hersteld bij de restauratie in 2008. Naast de preekstoel aan de oostwand hangt een zweepje, bedoeld om honden uit de kerk te verjagen.

Het orgel werd in 1695 gebouwd door Arp Schnitger. In de loop van de tijd hebben er diverse wijzigingen plaatsgevonden, vooral in 1810 door N.A. Lohman. In 1967 werd het orgel gerestaureerd door Metzler en Zn. uit Zürich. In 1988 reviseerde Berhardt Edskes het orgel.